Dutch Vocabulary
Click on letter: GT-Google Translate; GD-Google Define; H-Collins; L-Longman; M-Macmillan; O-Oxford; © or C-Cambridge
GT
GD
C
H
L
M
O
a
GT
GD
C
H
L
M
O
accepted
/əkˈsep.tɪd/ = ADJECTIVE: aanvaard, erkend, gangbaar, algemeen aangenomen;
USER: aanvaard, geaccepteerd, toegestaan, aanvaarde, wordt geaccepteerd
GT
GD
C
H
L
M
O
activities
/ækˈtɪv.ɪ.ti/ = NOUN: activiteit, bedrijvigheid, werkzaamheid, bezigheid, actie, optreden, handeling, vertier, levendigheid, gedoe;
USER: activiteiten, werkzaamheden, activiteiten van, de activiteiten
GT
GD
C
H
L
M
O
advertising
/ˈadvərˌtīz/ = ADJECTIVE: advertentie-;
NOUN: het adverteren;
USER: advertentie-, reclame, Advertising, advertentie
GT
GD
C
H
L
M
O
alfa
= USER: alfa, van Alfa, de Alfa,
GT
GD
C
H
L
M
O
alpine
/ˈæl.paɪn/ = ADJECTIVE: alpen-;
USER: alpine, alpien, alpiene, Alpen, alpine ski
GT
GD
C
H
L
M
O
and
/ænd/ = CONJUNCTION: en;
USER: en, en de, en het
GT
GD
C
H
L
M
O
argos
GT
GD
C
H
L
M
O
automobile
/ˌôtəmōˈbēl/ = NOUN: auto, automobiel;
ADJECTIVE: auto-;
USER: auto, automobiel, automobiele
GT
GD
C
H
L
M
O
be
/biː/ = VERB: worden, zijn, liggen, staan, gebeuren, wezen, verkeren;
USER: zijn, worden, te, wel, is
GT
GD
C
H
L
M
O
before
/bɪˈfɔːr/ = ADVERB: voor, tevoren, voorheen, vooraf, vooruit, voorop;
PREPOSITION: alvorens, voorheen, boven, in tegenwoordigheid van, in het bijzijn van;
CONJUNCTION: aleer;
USER: voor, alvorens, voorheen, tevoren, voordat
GT
GD
C
H
L
M
O
box
/bɒks/ = NOUN: doos, kist, bus, koffer, schrijn;
VERB: boksen;
USER: doos, box, vak, kader, vakje
GT
GD
C
H
L
M
O
brochure
/ˈbrəʊ.ʃər/ = NOUN: brochure;
USER: brochure, brochure op, folder, brochure aan
GT
GD
C
H
L
M
O
by
/baɪ/ = PREPOSITION: door, van, op, met, bij, per, aan, volgens, tegen, langs, over, voorbij, naast, om, dichtbij, nabij;
USER: door, van, bij, op, met
GT
GD
C
H
L
M
O
cabriolet
/ˈkabrēəˌlā/ = NOUN: kabriolet;
USER: kabriolet, cabriolet, cabrio
GT
GD
C
H
L
M
O
campaign
/kæmˈpeɪn/ = NOUN: campagne, veldtocht;
USER: campagne, campagne van, actie, de campagne
GT
GD
C
H
L
M
O
car
/kɑːr/ = NOUN: auto, wagen, kar, tram, gondel, schuitje, spoorwagen;
USER: auto, wagen, de auto, car
GT
GD
C
H
L
M
O
cars
/kɑːr/ = NOUN: auto, wagen, kar, tram, gondel, schuitje, spoorwagen;
USER: auto's, auto, wagens, autos
GT
GD
C
H
L
M
O
chez
= USER: chez, van Chez
GT
GD
C
H
L
M
O
collaboration
/kəˌlæb.əˈreɪ.ʃən/ = NOUN: samenwerking, medewerking;
USER: samenwerking, samen, samenwerken, medewerking, de samenwerking
GT
GD
C
H
L
M
O
compact
/kəmˈpækt/ = ADJECTIVE: compact, gedrongen, dicht, aaneengesloten, vast, bondig;
NOUN: verdrag, tabletje, overeenkomst;
USER: compact, compacte, compacter
GT
GD
C
H
L
M
O
concept
/ˈkɒn.sept/ = NOUN: concept, begrip, opvatting;
USER: concept, begrip, concept van, opvatting
GT
GD
C
H
L
M
O
coup
/kuː/ = NOUN: gelukkige zet;
USER: coup, staatsgreep, staatsgreep van
GT
GD
C
H
L
M
O
cx
GT
GD
C
H
L
M
O
d
/əd/ = NOUN: re
GT
GD
C
H
L
M
O
del
GT
GD
C
H
L
M
O
design
/dɪˈzaɪn/ = NOUN: ontwerp, opzet, tekening, plan, doel, bedoeling, werkje, oogmerk, schets;
VERB: ontwerpen, tekenen, schetsen, beogen, aanwijzen, bedoelen, bestemmen;
USER: ontwerp, ontwerpen, ontwerp van, ontwerpzone
GT
GD
C
H
L
M
O
designer
/dɪˈzaɪ.nər/ = NOUN: ontwerper, intrigant, ontwerp-tekenaar;
USER: ontwerper, Designer, design
GT
GD
C
H
L
M
O
director
/daɪˈrek.tər/ = NOUN: directeur, bestuurder, leider, commissaris, raadsman;
USER: directeur, bestuurder, Director, regisseur
GT
GD
C
H
L
M
O
education
/ˌed.jʊˈkeɪ.ʃən/ = NOUN: onderwijs, opvoeding, vorming, ontwikkeling;
USER: onderwijs, het onderwijs, opleiding, educatie
GT
GD
C
H
L
M
O
espace
= USER: espace, van Espace,
GT
GD
C
H
L
M
O
experience
/ikˈspi(ə)rēəns/ = NOUN: ervaring, belevenis, ondervinding;
VERB: ervaren, ondervinden;
USER: ervaring, bieden, ervaringen, verbeteren, te verbeteren
GT
GD
C
H
L
M
O
ext
/ɪkˈspresɪdʒ/ = USER: ext, uitw, tst
GT
GD
C
H
L
M
O
exterior
/ɪkˈstɪə.ri.ər/ = NOUN: buitenkant, aanblik, aanschijn;
ADJECTIVE: buiten-, uiterlijk, buitenste, uitwendig, van buiten;
USER: buitenkant, exterieur, buiten, buitenzijde, exterior
GT
GD
C
H
L
M
O
fiat
/ˈfiː.æt/ = NOUN: fiat, goedkeuring;
USER: fiat, gebruikt fiat
GT
GD
C
H
L
M
O
followed
/ˈfɒl.əʊ/ = VERB: volgen, opvolgen, volgen op, vervolgen, achtervolgen, handelen volgens, nalopen, nazetten, uitoefenen;
USER: gevolgd, volgde, gevolgde, volgden, volgen
GT
GD
C
H
L
M
O
for
/fɔːr/ = PREPOSITION: voor, om, naar, tot, gedurende, wegens, uit, in plaats van, van wege;
CONJUNCTION: want, omdat, daar;
USER: voor, voor de, van, voor het, te
GT
GD
C
H
L
M
O
freelance
/ˈfriː.lɑːns/ = NOUN: wilde;
USER: freelance, zelfstandige, zelfstandig
GT
GD
C
H
L
M
O
full
/fʊl/ = ADVERB: vol, ten volle, helemaal, volmaakt, in alle opzichten, vlak;
ADJECTIVE: volledig, vol, gevuld, verzadigd, voltallig;
NOUN: volheid, volle maat;
USER: vol, volledig, volledige, volle, full
GT
GD
C
H
L
M
O
future
/ˈfjuː.tʃər/ = NOUN: toekomst, aanstaande, toekomende tijd, wezenstrek;
ADJECTIVE: toekomstig, aanstaande, toekomend, beginnend;
USER: toekomst, toekomstig, toekomstige, de toekomst, de toekomstige
GT
GD
C
H
L
M
O
futuristic
/ˌfyo͞oCHəˈristik/ = USER: futuristische, futuristisch, futuristic
GT
GD
C
H
L
M
O
german
/ˈdʒɜː.mən/ = NOUN: Duits, Duitser;
ADJECTIVE: Duits, Germaans;
USER: Duits, Duitser, Duitse, german, Duitsland
GT
GD
C
H
L
M
O
golf
/ɡɒlf/ = NOUN: golf, golfspel;
VERB: golfen, golf spelen;
USER: golf, golfen, het Golf van, van het Golf, van het Golf van
GT
GD
C
H
L
M
O
gp
/ˌdʒiːˈpiː/ = USER: gp, huisarts
GT
GD
C
H
L
M
O
gt
= USER: gt, bt, bruto ton, bt of
GT
GD
C
H
L
M
O
hardtop
/ˈhɑːd.tɒp/ = USER: hardtop, de hardtop, hardtop van,
GT
GD
C
H
L
M
O
illustration
/ˌɪl.əˈstreɪ.ʃən/ = NOUN: illustratie, toelichting, plaat, verluchting, aanschouwing;
USER: illustratie, afbeelding, illustration, illustratiebeschrijving, Illustratieinfo
GT
GD
C
H
L
M
O
illustrations
/ˌɪl.əˈstreɪ.ʃən/ = NOUN: illustratie, toelichting, plaat, verluchting, aanschouwing;
USER: illustraties, Illustrations, afbeeldingen, illustraties van
GT
GD
C
H
L
M
O
illustrator
/ˈiləˌstrātər/ = USER: illustrator, tekenaar, illustrator van, illustratrice
GT
GD
C
H
L
M
O
in
/ɪn/ = PREPOSITION: in, op, bij, aan, te, uit, naar, ter, over, volgens, voor-;
ADVERB: binnen, thuis;
USER: in, op, in de, van, in het
GT
GD
C
H
L
M
O
interior
/ɪnˈtɪə.ri.ər/ = NOUN: interieur, binnenland, binnenste, interlijke;
ADJECTIVE: binnenlands, binnen-, binnenste, inwendig, innerlijk;
USER: interieur, binnenland, binnenlands, interior, binnenkant
GT
GD
C
H
L
M
O
internships
/ˈɪn.tɜːn.ʃɪp/ = USER: stages, stageplaatsen, stage, internships, geregeld stages,
GT
GD
C
H
L
M
O
laguna
= USER: laguna, van Laguna, in Laguna, lagune,
GT
GD
C
H
L
M
O
layout
/ˈleɪ.aʊt/ = NOUN: opmaak, ontwerp, schema, aanleg, plan, lay-out;
USER: lay-out, opmaak, indeling, layout, lay
GT
GD
C
H
L
M
O
life
/laɪf/ = NOUN: leven, levensduur, levenswijze, levendigheid, levensbeschrijving, kans, energie, hachje, bezieling;
USER: leven, levensduur, het leven, life, leven te
GT
GD
C
H
L
M
O
mobile
/ˈməʊ.baɪl/ = ADJECTIVE: mobiel, beweeglijk, beweegbaar, los, roerend, vlottend;
USER: mobiel, mobiele, Mobile, mobiele applicatie, mobiele telefoon
GT
GD
C
H
L
M
O
monaco
= NOUN: Monaco;
USER: Monaco, van Monaco
GT
GD
C
H
L
M
O
mos
/ˌemˈəʊ/ = USER: mos, mnd
GT
GD
C
H
L
M
O
mot
/mō/ = NOUN: geestigheid, mop, meisje;
USER: mot, APK, MOTOR,
GT
GD
C
H
L
M
O
motorcycles
/ˈmōtərˌsīkəl/ = NOUN: motorfiets, motor;
USER: motorfietsen, motorrijwielen, motoren, motor, motorfiets
GT
GD
C
H
L
M
O
not
/nɒt/ = ADVERB: niet, geen, nee, neen, heel;
USER: niet, geen, niet die
GT
GD
C
H
L
M
O
nov
/nəʊˈvem.bər/ = USER: november
GT
GD
C
H
L
M
O
oct
/ɒkˈtəʊ.bər/ = USER: oktober
GT
GD
C
H
L
M
O
one
/wʌn/ = NOUN: een;
PRONOUN: men, iemand, een enkele, een zekere;
ADJECTIVE: dezelfde, enkel, enig, eerst, one-, one;
USER: een, men, ene, iemand
GT
GD
C
H
L
M
O
p
/piː/ = USER: p, blz., t, f, Holland t
GT
GD
C
H
L
M
O
participating
/pɑːˈtɪs.ɪ.peɪt/ = VERB: meedoen, deelnemen, deel hebben, meemaken, zijn medewerking verlenen, delen in;
USER: deelnemende, deelnemen, deelname, die deelnemen, deel
GT
GD
C
H
L
M
O
ph
/ˌpiːˈeɪtʃ/ = USER: ph, Tel, pH van
GT
GD
C
H
L
M
O
present
/ˈprez.ənt/ = VERB: presenteren, voorleggen, voorstellen;
ADJECTIVE: present, aanwezig, tegenwoordig, onderhavig, actueel;
NOUN: cadeau, geschenk, het heden, tegenwoordige tijd;
USER: presenteren, aanwezig, te presenteren, stellen, aanwezige
GT
GD
C
H
L
M
O
preview
/ˈpriː.vjuː/ = NOUN: bezichtiging, beoordeling vooraf;
USER: voorbeeld, voorvertoning, voorbeeldweergave, Preview, voorbeeldvenster
GT
GD
C
H
L
M
O
programs
/ˈprəʊ.ɡræm/ = NOUN: programma, program, programmaboekje, agenda;
VERB: programmeren;
USER: programma's, programma
GT
GD
C
H
L
M
O
project
/ˈprɒdʒ.ekt/ = VERB: projecteren, ontwerpen, beramen, werpen, vooruitsteken, uitspringen, slingeren, uitschieten;
NOUN: plan, ontwerp, onderneming;
USER: project, projecten, het project
GT
GD
C
H
L
M
O
projects
/ˈprɒdʒ.ekt/ = VERB: projecteren, ontwerpen, beramen, werpen, vooruitsteken, uitspringen, slingeren, uitschieten;
NOUN: plan, ontwerp, onderneming;
USER: projecten, projecten die, project
GT
GD
C
H
L
M
O
prototype
/ˈprəʊ.tə.taɪp/ = NOUN: prototype;
USER: prototype, prototype van, prototypes
GT
GD
C
H
L
M
O
r
/ɑr/ = USER: r, O,
GT
GD
C
H
L
M
O
racecar
= USER: racewagen, racecar, raceauto
GT
GD
C
H
L
M
O
racoon
/rækˈuːn/ = NOUN: wasbeer;
USER: wasbeer,
GT
GD
C
H
L
M
O
range
/reɪndʒ/ = NOUN: reeks, gebied, actieradius, omvang, draagwijdte, keten, rij, fornuis, ruimte;
VERB: lopen, reiken, bestrijken;
USER: reeks, gebied, bereik, scala, aanbod
GT
GD
C
H
L
M
O
reval
= USER: Reval, Het Reval, van Reval,
GT
GD
C
H
L
M
O
reveal
/rɪˈviːl/ = NOUN: openbaren;
VERB: onthullen, openbaren, blootleggen, bekendmaken, aan het licht brengen, ontpoppen, kenbaar maken, doen uitkomen;
USER: openbaren, onthullen, blijkt, tonen, te onthullen
GT
GD
C
H
L
M
O
roadrunner
/ˈrəʊdˌrʌn.ər/ = USER: roadrunner, van Roadrunner, koekoek, roadrunnervogel,
GT
GD
C
H
L
M
O
romeo
/ˈrōmēˌō/ = USER: romeo, Charmeur, romeo gt"
GT
GD
C
H
L
M
O
run
/rʌn/ = VERB: lopen, voeren, rennen, verlopen, leiden, laten lopen, doorlopen, hardlopen, besturen, stromen;
NOUN: loop, periode;
USER: lopen, rennen, voeren, draaien, uitvoeren
GT
GD
C
H
L
M
O
running
/ˈrʌn.ɪŋ/ = ADJECTIVE: lopend;
USER: lopend, actief, actief is, lopen, lopende
GT
GD
C
H
L
M
O
s
= USER: s, en, Tussen, jaren, is
GT
GD
C
H
L
M
O
scale
/skeɪl/ = NOUN: schaal, weegschaal, toonladder, schub, aanslag, ketelsteen, maatstaf, toonschaal, reeks, tandsteen;
VERB: schubben, meten;
USER: schaal, weegschaal, omvang, grootschalige, Kleinschalig
GT
GD
C
H
L
M
O
seat
/siːt/ = NOUN: zetel, stoel, zitting, zitplaats, zit, zitvlak, bril, bank, houding, kruis;
VERB: plaatsen, neerzetten;
USER: zitting, zetel, zitplaats, zitvlak, stoel
GT
GD
C
H
L
M
O
show
/ʃəʊ/ = VERB: tonen, laten zien, vertonen, wijzen, bewijzen, uitwijzen, betonen, laten blijken, voorleggen, manifesteren;
NOUN: vertoon, vertoning;
USER: tonen, laten zien, vertonen, toon, zien
GT
GD
C
H
L
M
O
six
/sɪks/ = USER: six-, six, zes, zestal;
USER: zes, van zes, zestal
GT
GD
C
H
L
M
O
societies
/səˈsaɪ.ə.ti/ = NOUN: samenleving, maatschappij, vereniging, genootschap, gezelschap, sociëteit, omgang, club, de grote wereld;
USER: samenlevingen, maatschappijen, genootschappen, verenigingen, samenleving
GT
GD
C
H
L
M
O
space
/speɪs/ = NOUN: ruimte, plaats, spatie, afstand, speling, bestek, wereldruim, tijdruimte, wijdte, tijdje;
VERB: spatieren, in ruimten verdelen, ruimte laten tussen;
USER: ruimte, herdenkingsruimte, de ruimte, space, plaats
GT
GD
C
H
L
M
O
special
/ˈspeʃ.əl/ = ADJECTIVE: speciaal, bijzonder, apart, afzonderlijk, afgezonderd, extra-;
USER: speciaal, bijzonder, speciale, bijzondere, specifieke
GT
GD
C
H
L
M
O
spider
/ˈspaɪ.dər/ = NOUN: spin, kruisstuk, spinnekop;
USER: spin, spider, spin van, spinnen, de spin
GT
GD
C
H
L
M
O
sport
/spɔːt/ = NOUN: sport, speling;
USER: sport, sport &, de sport
GT
GD
C
H
L
M
O
starck
GT
GD
C
H
L
M
O
study
/ˈstʌd.i/ = NOUN: studie, studeerkamer, etude, studeervertrek;
VERB: bestuderen, studeren, instuderen, rekening houden;
USER: studeren, bestuderen, studie, te bestuderen, onderzoeken
GT
GD
C
H
L
M
O
text
/tekst/ = NOUN: tekst, onderwerp;
USER: tekst, text, teksten, de tekst
GT
GD
C
H
L
M
O
the
/ðiː/ = ARTICLE: de, het;
USER: de, het, van de
GT
GD
C
H
L
M
O
to
/tuː/ = PREPOSITION: om, aan, naar, tot, voor-, bij, om te, ter, tegen, toe, tot aan, tot op, naar toe, to-, to;
USER: naar, aan, te, tot, om
GT
GD
C
H
L
M
O
trophy
/ˈtrəʊ.fi/ = NOUN: trofee, krijgsbuit;
USER: trofee, Trophy, trofee van, Trofeeënkast, beker
GT
GD
C
H
L
M
O
truck
/trʌk/ = NOUN: truck, vrachtwagen, vrachtauto, lorrie, ruilhandel;
VERB: ruilen, groente verbouwen, kwanselen, per vrachtauto vervoeren;
USER: vrachtwagen, truck, transportmiddel, vrachtauto, truckfoto
GT
GD
C
H
L
M
O
turin
= USER: turijn, Turin, in Turijn, van Turijn, Torino
GT
GD
C
H
L
M
O
twin
/twɪn/ = NOUN: tweeling, tweelingzuster, tegenhanger, dubbelganger, tweelingbroeder;
ADJECTIVE: twee-, tweeling-, dubbel, gepaard;
VERB: evenaren, bevallen van een tweeling, weerspiegelen, zich paren met;
USER: tweeling, twin, aparte, dubbele, lits
GT
GD
C
H
L
M
O
uno
/ˌnʌm.bə ˈwʌn/ = USER: uno, Verenigde Naties, Naties, VN
GT
GD
C
H
L
M
O
v
/viː/ = USER: v, tegen
GT
GD
C
H
L
M
O
vp
/ˌviːˈpiː/ = USER: vp, VV, vicevoorzitter
GT
GD
C
H
L
M
O
vw
/ˈvʌl.və/ = USER: vw, volkswagen, van VW, de VW,
GT
GD
C
H
L
M
O
w
/ˈdʌb·əl·ju/ = USER: w, g, met, B, m,
GT
GD
C
H
L
M
O
weekly
/ˈwiː.kli/ = NOUN: wekelijks, weekblad, tijdschrift;
ADJECTIVE: wekelijks;
ADVERB: per week, elke week, iedere week;
USER: wekelijks, weekblad, wekelijkse, week, per week
GT
GD
C
H
L
M
O
wheeler
//ˈ(h)wēlər/ = NOUN: wielrijder, roerganger;
USER: wheeler, wieler, speculant, wielen, Speculant van
GT
GD
C
H
L
M
O
wind
/wɪnd/ = NOUN: wind, lucht, adem, draai, stroming, geur, kronkel;
VERB: winden, spoelen, opwinden, kronkelen, omwikkelen;
USER: wind, Fanfare, windenergie, de wind
GT
GD
C
H
L
M
O
with
/wɪð/ = PREPOSITION: met, bij, van, door, samen met;
USER: met, met een, van, bij, met de
GT
GD
C
H
L
M
O
without
/wɪˈðaʊt/ = PREPOSITION: zonder, buiten, gespeend van, ontbloot van;
ADVERB: buiten;
CONJUNCTION: tenzij, als niet;
USER: zonder, zonder te, zonder dat, geen
GT
GD
C
H
L
M
O
work
/wɜːk/ = VERB: werken, functioneren, laten werken, gaan, bewerken, effect hebben, bedienen, bewegen;
NOUN: werk, arbeid, werkplaats, het doen;
USER: werken, werk, te werken, werkt, het werk
GT
GD
C
H
L
M
O
years
/jɪər/ = NOUN: jaar;
USER: jaren, jaar, jarige, jaar oud
GT
GD
C
H
L
M
O
yrs
= USER: yrs, jr, j., jaar, jaren
GT
GD
C
H
L
M
O
z
/zi/ = USER: z, Van,
116 words